15-01-2011

koala

De koala of buidelbeer (Phascolarctos cinereus) is een buideldier uit de familie koala's (Phascolarctidae) die voorkomt in het oosten van Australië. De Griekse woorden φασκολος en αρκτος betekenen respectievelijk "buidel" en "beer". Het Latijnse cinereus betekent "askleurig".
"Koala" komt uit het Dharuk, een uitgestorven aboriginaltaal die rond Sydney werd gesproken. Het zou zoiets betekenen als "drinkt niet", verwijzend naar het feit dat de koala zelden drinkt (zie onder). De koala, zoals vele andere inheemse Australische dieren, speelt een belangrijke rol in de aboriginal-mythe over het ontstaan van de wereld.
Koala's komen voor in de vier oostelijke deelstaten van Australië, Queensland, Nieuw-Zuid-Wales, Victoria en Zuid-Australië. De oorspronkelijke populatie koala's in Zuid-Australië was aan het begin van de twintigste eeuw vrijwel uitgeroeid, maar door het uitzetten van koala's uit Victoria in de deelstaat zijn er nu weer verschillende populaties in het zuidoosten van Zuid-Australië, waarvan de grootste op Kangaroo-eiland. De zuidelijkst voorkomende koala's (ondersoort P. c. victor) zijn de grootste. Het mannetje weegt zo'n 12 kilo, het vrouwtje 8 kilo. In het noorden wegen koala's bijna de helft minder. Zuidelijke koala's hebben een dikkere vacht dan die in het warmere noorden. De kleuren van de vachten variëren sterk per individu en worden lichter naarmate koala's ouder worden, maar de meeste zijn grijs met wit op de kin, borst, voorpoten en romp. Koala's hebben een korte staart, die geen functie lijkt te hebben.

Inhoud

[verbergen]

[bewerken] Voeding

Koala's eten bijna uitsluitend bladeren van de eucalyptusboom. De bladeren zijn vezelrijk en bevatten vergif dat voor de meeste andere dieren gevaarlijk is. Omdat koala's een langzaam metabolisme hebben, slapen koala's zo'n 18 uur per etmaal, vaak in een boom. Volgens andere bronnen is dit zelfs 22 uur, waarmee de koala de grootste slaper van het dierenrijk is. De rest van hun tijd besteden ze vooral aan eten en het zoeken naar eten en potentiële partners. Ze verplaatsen zich bij voorkeur in de uren na zonsondergang en kunnen ook zwemmen. Koala's zijn solitaire territoriumdieren en "blaffen" wel eens agressief naar soortgenoten.
In tegenstelling tot wat wel gedacht wordt, lusten ze niet alle soorten eucalyptus, maar vermoedelijk slechts een paar. Omdat koala's moeilijk te traceren zijn en vooral 's nachts en solitair leven, is dit voor de wetenschap moeilijk te bepalen. Van de enige honderden soorten zijn de favorieten vermoedelijk Eucalyptus viminalis, Eucalyptus punctata en Eucalyptus camaidulensis. In de bladeren zit genoeg vocht, zodat de koala verder niet hoeft te drinken.

[bewerken] Voortplanting

Koala's zijn polygaam en paren normaal gesproken in de zomer, tussen oktober en februari.Het laatste spermavocht verhardt waardoor de man er indirect voor zorgt dat de vrouw de eerste dagen niet met een andere man kan paren. Het verhard sperma vormt een "stop". Na een paar dagen verliest het vrouwtje de "stop" vanzelf. Zo heeft men in dierentuinen een extra bevestiging van een paring.(Planckendael) Het koalajong (de joey) wordt na vijf weken geboren, maar is dan nog kaal, blind en slechts zo'n 2 cm lang. De zes maanden daarop brengt het door in de naar achteren gerichte buidel van de moeder, waar het melk drinkt uit een van de twee tepels. In de zes maanden daarna eet het jong onder andere een speciaal aangemaakte darmbrij van de moeder, waar bacteriën in zitten die de vertering van eucalyptusbladeren verbeteren.

[bewerken] Bescherming

Aan het begin van de 20e eeuw was de koala door de jacht bijna uitgeroeid, maar sindsdien zijn natuurbeschermers erin geslaagd hun aantallen weer te doen toenemen. Dit succes heeft zeker te maken met het "schattige" voorkomen van de koala, dat hem een voorsprong geeft ten opzichte van andere, minstens zo sterk bedreigde Australische vogel- en zoogdiersoorten.
In geïsoleerde gebieden van waaruit migratie niet mogelijk is, werden de koala's soms weer zo talrijk dat ze verplaatst moesten worden of van de honger omkwamen. Ziektes, zoals chlamydia, hebben ook hun tol geëist.
Zolang er voldoende voedsel is, kunnen koala's prima samenleven met mensen, maar ze hebben wel veel ruimte nodig. Koala's verplaatsen zich via beboste corridors over grote afstanden op zoek naar nieuwe leefgebieden en partners. De aanleg van bijvoorbeeld wegen of woonwijken snijdt deze corridors af, waardoor de koala in een kleiner gebied opgesloten zit. Ook wordt de koala bedreigd door dingo's en verwilderde honden.

[bewerken] Virus

Wetenschappers onderzoeken momenteel een retrovirus dat potentieel de koala met uitsterven bedreigt. Het virus nestelt zich in het DNA waardoor het nageslacht van een geïnfecteerde koala het virus overerft.[2]

[bewerken] Externe link

dolfijnen

Dolfijnen (Delphinidae) zijn een familie van in zee levende walvisachtigen. Ze worden ook wel dolfijnachtigen, zeedolfijnen of echte dolfijnen (in tegenstelling tot de grondeldolfijnen) genoemd. Ze vormen een familie uit de onderorde der tandwalvissen (Odontoceti) en komen voor in alle wereldzeeën.
Er bestaan 36 soorten dolfijnen verdeeld over 16 geslachten. De kleinste dolfijn is Heavisides dolfijn, met een lengte van 1,2 meter en een gewicht van 40 kilogram. De grootste dolfijn is de zwart-witte orka, die 7 meter lang kan worden, en wel 4,5 ton kan wegen.
Dolfijnen leven vooral in de ondiepere gebieden van de zee. Ze eten vooral vis en inktvis. Tussen de diverse soorten zitten behoorlijke verschillen: orka's pakken bijvoorbeeld veel grotere prooien (onder andere zeeroofdieren) dan de gewone dolfijn, die hoofdzakelijk van vis leeft.

Inhoud

[verbergen]

[bewerken] Intelligentie

Net als andere walvissen staan dolfijnen bekend als zeer intelligente en sociale dieren. Ze hebben relatief grote hersenen, waarvoor overigens ook andere verklaringen bestaan dan hoge intelligentie: dolfijnen kennen geen remslaap en dieren zonder remslaap hebben vaak relatief grote hersenen.
In 2001 slaagde een dolfijn voor de zogenaamde spiegeltest, waarbij een dier voor een spiegel wordt geplaatst om te bepalen of het zijn spiegelbeeld herkent als zichzelf. In hetzelfde jaar toonden onderzoekers aan dat dolfijnen het aanwijzen van een voorwerp door een mens begrijpen.
Bij tuimelaars is het gebruik van sponzen als gereedschap (waarschijnlijk ter bescherming van de neus) bekend. In 2005 beargumenteerden onderzoekers dat dit gebruik weliswaar binnen één genetisch verwante groep plaatsvindt, maar dat het niet alleen genetisch bepaald kan zijn, waarmee een vorm van cultuur zou zijn aangetoond.
In 2006 bleek uit onderzoek van de Universiteit van St Andrews in Schotland dat tuimelaars elkaar roepen met een karakteristiek fluitgeluidje, dat per dier verschillend is. De onderzoekers vergelijken dit met het gebruik van namen door mensen.
Onderzoek in Emory University op basis van MRI-gegevens, afgerond in 2010, plaatst dolfijnen op het vlak van intelligentie net na mensen. Ze zouden deze te danken hebben aan relatief grote hersenen t.o.v. hun lichaam, de erg ontwikkelde neocortex en de mogelijkheid om complexe emoties te beleven en zichzelf te herkennen. Er zouden twee grote groeispurten van de hersenen te erkennen zijn, een 39 miljoen jaar geleden, toen de tandwalvissen ontstonden en ze kleiner werden en grotere hersenen kregen. Ook de verschijning van de echolocatie trad toen op. 15 miljoen jaar geleden zou de tweede spurt zijn opgetreden toen dolfijnen socialer gedrag begonnen te vertonen en complexere interacties steeds belangrijker werden.[1]

[bewerken] Gedrag

[bewerken] Sociale interactie

Mede door hun intelligentie zijn dolfijnen sociale dieren, men vermoedt dat een combinatie van nieuwsgierigheid en het speelse karakter van de dolfijn ervoor zorgt dat ze veelvuldig contact hebben met andere diersoorten waaronder de mens. Veelvuldig is waargenomen dat dolfijnen met boten mee zwemmen. Hun neiging naar gezelschap komt ook goed tot uiting in de grote groepen waarin dit dier zich vaak manifesteert. Groepen kunnen bestaan uit tien tot vijfhonderd dolfijnen.

[bewerken] Seksualiteit

Dolfijnen behoren samen met Bonobo's en mensen, voor zover bekend, tot de enige diersoorten welke seksuele daden verrichten zonder dat hierbij conceptie het beoogde doel vormt. In een aantal gevallen is bekend dat seksueel gefrustreerde dolfijnen hun lusten botvieren door mensen aan te randen waarmee ze zwemmen. Hierdoor zijn enkele zwemmers ernstig gewond geraakt.

[bewerken] Huid

In 2004 maakten Japanse onderzoekers bekend dat ze ontdekten dat dolfijnen voortdurend roos hebben. Hun huid schilfert af, waarbij ze zich elke twee uur vernieuwt.
De loslatende huidschilfers verminderen de waterwrijving doordat de waterstroom rond het lichaam kalmeert. Hierdoor gaat er minder energie verloren aan het overwinnen van de waterweerstand en moet het dier minder energie verbruiken voor het zwemmen.
De huid is zacht. Dolfijnen hebben een flinke onderhuidse vetreserve, waardoor hun huidoppervlak een beetje veerkrachtig is. Als ze snel zwemmen ontstaan er kleine golfjes in hun huid, alsof ze geribbeld is. Die golfjes gaan de turbulentie tegen.

[bewerken] Evolutie en anatomie

[bewerken] Evolutie

Zowel dolfijnen, walvissen en bruinvissen zijn afstammelingen van landzoogdieren, hoogstwaarschijnlijk van de orde der evenhoevigen. De voorouders van de dolfijn zijn grofweg vijftig miljoen jaar geleden, in het Eoceen, in het water gaan leven.
Het skelet van een dolfijn heeft twee kleine botfragmenten die samen een rudimentair bekken vormen. In oktober 2006 werd in Japan een tuimelaar waargenomen met kleine vinnen aan beide zijden van de genitale gleuf. Wetenschappers geloven dat deze vinnen zijn ontstaan doordat het bekken van het dier verder is ontwikkeld dan gewoonlijk wordt waargenomen bij dolfijnen.
Als dolfijnen slapen, doen ze dat met één hersenhelft tegelijk. Dat is nodig omdat ze om de paar minuten boven water moeten komen om te ademen.

[bewerken] Anatomie

Anatomie van een dolfijn
Dolfijnen hebben een gestroomlijnd spoelvormig lichaam dat uitermate geschikt is voor snel zwemmen. De homocercale staartvin wordt gebruikt voor stuwkracht terwijl de borstvinnen samen met de hele staartsectie worden gebruikt voor de aansturing. De rugvin zorgt, bij de soorten die deze hebben, voor stabiliteit tijdens het zwemmen.
Hoewel de kleurpatronen per soort verschillen, bestaat het basale kleurpatroon uit grijstinten met op de onderzijde van het lichaam een lichtere grijstinten; frequent gecombineerd met lijnen en plekken in verschillende tinten en contrasten.
In de kop van een dolfijn vinden we de meloen die de dolfijn zijn karakteristieke uiterlijk geeft. De meloen is een bollend orgaan dat enigszins over de bovenkaak heen uitpuilt. De meloen dient voor echolocatie en werkt als een actieve sonar. De meloen intensiveert de sonar, geproduceerd door de fonische lippen hoog in de luchtpijp nabij het spuitgat. De trillingen van het fonische lippenmembraan wordt door het weefsel in de meloen omgezet in geluid. Deze fonische lippen produceren een hoog-frequent klikgeluid, ook wel kliks genoemd, de frequentie is zo hoog dat het menselijk oor de klikgeluiden niet kan waarnemen. Wanneer een dolfijn een prooi nadert en de geluidsgolven van de kliks worden weerkaatst door de prooi, zal de dolfijn de echo van zijn klik waarnemen middels de onderkaak hierin bevinden zich holtes welke zijn gevuld met vet en de trillingen van een echo doorgeven aan het binnenoor waarna de dolfijn zijn prooi kan lokaliseren.
Enkele soorten zoals de tuimelaar hebben een gekromde bek waardoor deze een glimlach lijkt te vormen, deze vorm heeft echter niets te maken met de gemoedstoestand van de dolfijn. De bek van een dolfijn kan wel tweehonderdvijftig tanden herbergen. Wetenschappers denken dat de tanden ook een functie hebben in het opvangen van kliks; deze zouden zo zijn gerangschikt dat ze dienstdoen als een antenne.
Dolfijnen ademen door het spuitgat, deze is net boven de meloen op de kop gesitueerd en wordt afgesloten door een krachtige klep die reflectorisch wordt geopend voor het in- en uitademen wanneer een dolfijn boven water komt. Het spuitgat is een geëvolueerde neus die in de loop van de evolutie van de snuit is verdwenen en is verplaatst boven op de kop van het dier.
De geslachtsorganen zijn gelokaliseerd aan de onderzijde van het lichaam. Mannetjes hebben twee gleuven, de bovenste voor het intern herbergen van de penis en de onderste voor de anus. Vrouwtjes hebben slechts één gleuf waarin zowel de vagina als de anus in uitmonden, aan beide zijden van deze genitale gleuf bevinden zich twee kleine kloven met daarin tepels verborgen; deze kloven behoren niet exclusief toe aan de vrouwtjes dolfijnen, ze komen ook voor bij sommige mannetjes.

[bewerken] Zintuigen

De meeste dolfijnen hebben zowel onder als boven water een scherp zicht en hun gehoor is vergeleken met dat van de mens vele malen beter. Dolfijnen nemen geluidsfrequenties waar van 75 Hz tot 150.000 Hz; ter vergelijking een mens neemt geluidsfrequenties waar van 20 Hz tot 20.000 Hz. Hoewel dolfijnen een kleine ooropening hebben aan beide zijden van hun kop neemt men aan dat geluiden onder water ook, zo niet enkel, door de onderkaak worden opgevangen en worden doorgegeven aan het binnenoor middels een met vet gevulde holte in de onderkaak. Wetenschappers vermoeden dat de tanden van een dolfijn zo zijn gerangschikt dat ze werken als een antenne. Zo is een dolfijn in staat om de echo van hun kliks te kunnen interpreteren waardoor de lokalisering van de prooi wordt vergemakkelijkt. Omdat oorlogsschepen ook sonar gebruiken (die veel krachtiger is), krijgen dolfijnen inwendige bloedingen aan hun oren en proberen ze zo snel mogelijk weg te komen, waarbij ze soms stranden.
De tastzin van een dolfijn is eveneens zeer goed ontwikkeld met vrije zenuwuiteinden dicht op elkaar gepakt in de huid, vooral rond de snuit, op de rugvin en de genitale gleuven is de tastzin van een dolfijn zeer perceptief.
Dolfijnen hebben geen geurzenuw, daarom wordt aangenomen dat dolfijnen geen reukzin hebben. Toch hebben dolfijnen smaakzin en hebben voorkeur voor bepaalde soorten vis. Omdat dolfijnen de meeste tijd onder water doorbrengen denkt men dat het proeven van water voor de dolfijn een manier is om het ontbreken van reukzin te compenseren.

[bewerken] Soorten

De bekendste soorten zijn de orka (Orcinus orca), de Tuimelaar (Tursiops truncatus) en de Gewone dolfijn (Delphinus delphis). Enkele andere tandwalvissen die "dolfijn" worden genoemd, bijvoorbeeld rivierdolfijnen zoals de Orinocodolfijn (Inia geoffrensis) en de Chinese vlagdolfijn (Lipotes vexillifer), behoren niet tot de familie.
De familie omvat de volgende geslachten en soorten:

[bewerken] Actualiteit

[bewerken] 2007 is het (Internationaal) Jaar van de Dolfijn

Het jaar 2007 is door de Verenigde Naties en het 'United Nations Environment Programme' (UNEP) uitgeroepen tot (Internationaal) Jaar van de Dolfijn op voorstel van en ondersteund door diverse conventies en organisaties.
Op 17 september 2006 heeft H.S.H. Prins Albert II van Monaco de aankondiging gedaan, hij is ook internationaal beschermheer geworden van dit zo geheten themajaar.
Op initiatief van NatureNet Europe is een Nationaal Comité Jaar van de Dolfijn voor Nederland ingesteld. Het Comité bevordert de viering van het (Internationaal) Jaar van de Dolfijn 2007 in Nederland. Voorzitter is drs. W.T. (Wim) van Gelder, Kustvereniging (EUCC) / NatureNet Europe en Commissaris van de Koningin (CDA) in de Provincie Zeeland.

[bewerken] Dolfijnen in de kunst

In de ornamentkunst is de dolfijn een veel gebruikt motief. In de heraldiek het symbool van vorstelijk gezag (zie het Franse dauphin), dat in de wapens van Franse koningen veel voorkomt.
Het motief wordt gebruikt ter versiering van fonteinen en bronnen. Veelal ook als begeleiders van nimfen, nereïden, tritonen, van Neptunus, Aphrodite, Arion, enz.

[bewerken] Externe link

[bewerken] Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties:

12-01-2011

zeehonden

zeehonden zijn zoogdieren:
  1. dolfijnen
  2. leeuwen
  3. katten
  4. tijgers
  5. puma's
  6. en zeehonden ook'

zee honden eten graag:
  1. sardientjes
  2. haring
  3. vis dus
zeehonden zijn bedrijgtedieren net zo als:
  1. tijgers
  2. panda's
en nog veel meer


check voor meer info

www.wikipedia.org/zeehonden
www.google.com/zeehonden
www.spreekbeurten.com/zeehonden

dat was een beetje info over zeehonden

doei!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

leeuwen

Leeuw (dier)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
De leeuw (Panthera leo) is een groot roofdier uit de familie der katachtigen (Felidae). Van alle katachtigen is enkel de tijger groter. De grootte en de manen van het mannetje geven het dier een imposant uiterlijk, waardoor de leeuw in grote delen van de wereld bekend staat als de koning der dieren. In Europa heeft hij deze rol overigens pas in de loop van de Middeleeuwen overgenomen van de bruine beer.
De leeuw is vaak onderwerp van folklore en symboliek geweest. Zo staat de leeuw afgebeeld in de wapens van verscheidene landen, streken en steden, waaronder Nederland en België. De leeuw in het wapen van Nederland is een afbeelding van de Kaapse leeuw, een uitgestorven ondersoort van de leeuw. Een opgezet exemplaar van deze opmerkelijk slanke leeuwensoort wordt bewaard in de schatkamer van het Leidse museum Naturalis.
De leeuw komt nog in bepaalde delen van Afrika voor en in een klein stukje van India, maar vroeger was hij ook algemeen in het Midden-Oosten en in Zuidoost-Europa. Hoewel het mannetje er met zijn manen heel indrukwekkend uitziet doen de vrouwtjes het meeste werk bij de jacht. Leeuwen leven in groepsverband (de enige katachtige die voornamelijk in sociale groepen leeft) en leeuwinnen gaan in de regel samen op jacht.

Inhoud

[verbergen]

[bewerken] Taxonomie

Over het algemeen worden er twee ondersoorten onderscheiden:
  • Afrikaanse leeuw (Panthera leo leo)
  • Perzische leeuw of Aziatische leeuw (Panthera leo persica)
De Afrikaanse leeuw wordt soms gesplitst in meerdere ondersoorten. Aangenomen wordt dat twee van deze ondersoorten zijn uitgestorven, namelijk de Berberleeuw (Panthera leo leo) uit Marokko en Noord-Algerije, en de Kaapse leeuw (Panthera leo melanochaita) uit Zuid-Afrika. In dierentuinen, zoals de Port Lympne Zoo, werden echter leeuwen ontdekt die vermoedelijk berberleeuwen zijn. De manen van het mannetje liepen door tot ver onder hun buik, en de koppen van de leeuwen waren vierkanter dan andere leeuwen. Dit zijn specifieke kenmerken van berberleeuwen.

[bewerken] Kenmerken

De leeuw is een grote katachtige met een brede kop, een korte snuit en relatief kleine, ronde oren. Hij heeft een kortharige asgrijze of zandgele vacht (maar variërend van okerbruin tot bijna wit) en een donker kwastje aan het puntje van de staart. Over de vacht verspreid liggen vage vlekken, die vooral bij jongere dieren goed te zien zijn. De vlekken vervagen naarmate het dier ouder wordt en zullen meestal uiteindelijk verdwijnen. De meeste mannetjes hebben dichte zwarte, bruine of gele manen met een variërende lengte op de kop, hals en schouders. Bij de nu uitgestorven ondersoorten uit Noord-Afrika en de Kaap liep de maan als een franje over de buik. Het duurt meestal een jaar of zes eer de maan goed ontwikkeld is. Wijfjes zijn kleiner en hebben geen manen.
De staart is tussen de 60 en 100 cm lang en de schouderhoogte is 100 tot 128 cm. Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes. Het mannetje heeft een kop-romplengte van 172 tot 250 cm en een lichaamsgewicht van 150 tot 280 kg, het vrouwtje een kop-romplengte van 140 tot 192 cm en een lichaamsgewicht van 100 tot 182 kg. De leeuw lijkt anatomisch sterk op de tijger, hoewel de vacht, leefomgeving en manier van leven anders is.
Een leeuw heeft 26 tanden. Bovenaan heeft hij 6 snijtanden, 2 hoektanden, 2 voorkiezen en 4 kiezen. Onderaan heeft hij 6 snijtanden, 2 hoektanden, 2 voorkiezen en 2 kiezen.
Een leeuw wordt in het wild ongeveer 10 tot 14 jaar oud, in gevangenschap kan een leeuw zelfs ouder dan 20 jaar worden.

[bewerken] Leefwijze

De leeuw is de enige katachtige die een sociale in plaats van een solitaire leefwijze heeft. Hij leeft normaal in groepen met een variërende samenstelling, maar bestaat meestal uit gemiddeld vijf volwassen vrouwtjes (twee tot twintig), een of twee volwassen mannetjes (tot acht) en hun jongen en onvolwassen nakomelingen. Soms bestaat een groep uit meer dan 30 leeuwen. Meestal bewegen de dieren zich los van elkaar of in kleinere groepen. Als dieren uit dezelfde groep elkaar tegenkomen, volgt een ritueel van wrijven, likken en spinnen. Vreemde leeuwen, zowel mannetjes als vrouwtjes, worden meestal weggejaagd. Leeuwinnen blijven hun hele leven bij dezelfde groep, mannetjes meestal niet meer dan drie of vier jaar. Mannetjes die niet bij een groep horen, leven een zwervend bestaan, alleen of met andere mannetjes. Door dit zwervende bestaan worden mannetjes in de regel minder oud dan vrouwtjes.
De groep heeft meestal een vast territorium. In de Serengeti volgen ze echter meestal de grote trekkende kudden gnoes, zebra's en gazellen.
Leeuwen rusten een groot deel van de dag
De leeuw is het grootste deel van de dag inactief. Soms ligt hij tot twintig uur per dag te rusten in de schaduw, en is hij enkel actief om te jagen. De leeuw voedt zich voornamelijk met prooidieren tussen de 50 en 300 kg, maar als deze niet in de buurt zijn gaat hij af op kleinere en grotere dieren, tussen de vijftien en duizend kg. Het zijn vooral de vrouwtjes die jagen; 81% van al het voedsel binnen een groep is gevangen door vrouwtjes. Mannetjes zijn echter ook in staat om een prooi te doden.
De leeuw jaagt alleen, in paartjes of in grotere groepen. Hoe groter de jachtgroep, hoe groter het gevangen dier. Een groep leeuwen jaagt voornamelijk op antilopen, zebra's, kafferbuffels, herten (in India) en andere grote herbivoren. Ze lokken de prooi in een val door deze op te jagen naar een plek waar een aantal andere leeuwinnen klaar staan om de prooi te vangen. De prooi wordt eerst beslopen, waarna het dier met een snelle sprint aanvalt. Bij de aanval kan de leeuw snelheden bereiken van 60 km/u. Grotere prooidieren worden gewurgd, terwijl kleinere dieren worden gedood door te bijten in de kop, nek of borst.
Leeuwin met een buffel
Als een grote prooi gevangen is, wordt de hiërarchie binnen een leeuwengroep zichtbaar. De volwassen mannetjes mogen eerst eten. Als hij is uitgegeten mogen de leeuwinnen en de welpen de resten. Een leeuw eet ook aas en steelt soms voedsel van andere dieren, als hyena's, luipaarden en jachtluipaarden. De leeuw valt normaal gesproken geen mensen aan. Zieke of gewonde dieren nemen genoegen met vrij kleine prooidieren, als ratten, hagedissen, vissen of zelfs noten.
Als de leider(s) van een groep wordt uitgedaagd door een of meerdere rondzwervend mannetjes, gaat hij het gevecht aan om de leider te blijven. Soms gebeurt dit ook door mannelijke welpen die groot zijn geworden. Dominante leeuwen en uitdagers zijn meestal tussen de vijf en tien jaar oud. De verliezer moet de groep verlaten en de winnaar wordt of blijft de leider. Als er een nieuwe leider is, zal deze eerst alle welpen die op dat moment leven, doden. Zo zorgt hij ervoor dat de vrouwtjes weer vruchtbaar worden (vrouwtjes zijn vruchtbaar zolang ze geen jongen hebben) en kan hij zich voortplanten.
Er is geen vaste paartijd. Het komt wel geregeld voor dat leeuwinnen binnen een groep gelijktijdig in oestrus raken, waardoor meestal meerdere jongen tegelijkertijd worden geboren. Vrouwtjes zogen ook de welpen van andere vrouwtjes. De sterfte onder welpen is vrij groot, mede doordat nieuwe mannetjes welpen doden en doordat zwakkere welpen meestal aan hun lot worden overgelaten.
Na een draagtijd van honderd dagen worden twee tot zes jongen geboren op een schuilplaats tussen lang gras, in dicht struikgewas of tussen rotsen. De welpen zijn bij de geboorte blind: de ogen gaan na drie tot elf dagen open. Na een maand gaan ze zich meer bewegen en na twee maanden vergezellen ze volwassen dieren tijdens de jacht. De zoogtijd duurt ongeveer acht maanden. Na 18 maanden zijn ze onafhankelijk en na vijf jaar volgroeid.
De leeuw heeft een luide brul. De brul van het mannetje is luider dan die van het vrouwtje. Vooral 's nachts laten ze een luide brul horen, die soms tot op een afstand van acht km te horen is. Met de brul houdt de leeuw contact met andere groepsgenoten: hij geeft zijn aanwezigheid en positie aan, en mogelijk ook zijn status binnen de groep.

[bewerken] Verspreiding en leefgebied

Leeuwen wonen in de open savannen, grasvlakten, struikgebieden, halfwoestijnen en licht beboste streken van Afrika ten zuiden van de Sahara. Het is hier het grootste roofdier. Een geïsoleerde populatie van Perzische leeuwen leeft in het Gir Forest National Park in India.
In vroege historische tijden strekte het leefgebied van de leeuw zich uit over Eurazië van Oost-Europa tot India en kwamen ze voor in geheel Afrika, met uitzondering van de dichte wouden en droge woestijnen. Vanaf de 2e eeuw na Christus zijn de dieren uit Europa verdwenen en rond 1900 werd de leeuw uitgeroeid in Noordwest-Afrika en de Kaap. Zij zijn nu slechts talrijk in Centraal- en Oost-Afrika, hoewel hun aantal zelfs daar sterk achteruitgaat. De leeuw heeft vooral te lijden onder de jacht: doordat leeuwen ook vee doden, worden ze als schadelijk beschouwd. Er zijn in Afrika nu nog zo'n 15.000 leeuwen. In het begin van de 20e eeuw werden een paar leeuwenparen in India gesignaleerd. Ze werden daar beschermd en gebruikt als toeristische attractie. Deze groep bestond in 1955 uit 270 leeuwen, en staat sinds die tijd onder bescherming. Tegenwoordig leven er nog ongeveer 350 Aziatische leeuwen in het Gir Nationaal Park en zijn er plannen een tweede populatie op te bouwen in het Palpur-Kuno reservaat.

[bewerken] Fotogalerij

[bewerken] Zie ook

puma's

Poema

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
Puma concolor coryi
Poema
Poema-welpen
De poema, bergleeuw of zilverleeuw (Puma concolor) is een katachtige die voorkomt in geheel Midden- en Zuid-Amerika en in het westen van Noord-Amerika. Lang heeft men gedacht dat de poema schadelijk was voor de wildstand en uiteraard voor de veehouder. Het laatste is wellicht juist, maar het eerste niet. De poema zorgt juist voor een gezonde opbouw van de populatie van zijn prooidieren.
De poema is in grote delen van Amerika uitgeroeid, een lot dat hij deelt met vele andere katachtigen. De poema leeft solitair en is territoriumgebonden. Hij is echter niet agressief en gaat indringers het liefst uit de weg.
De nauwste verwant van de poema is waarschijnlijk de jachtluipaard (Acinonyx jubatus).

Inhoud

[verbergen]

[bewerken] Afmetingen

Lengte: kop-romp 95-150 cm, staart 53-85 cm, hoogte 60-76 cm. Gewicht: 27-120 kg. Deze afmetingen gelden voor poema’s in het algemeen, maar de poema’s in de tropen zijn kleiner dan hun soortgenoten uit koudere streken.

[bewerken] Uiterlijk

De poema is stevig gebouwd met sterke poten en een lange, dikke staart die evenwicht geeft bij het achtervolgen van prooidieren. De kleur van de vacht is van zilvergrijs tot roodbruin, met een wit gezicht en onderzijde. De meeste poema's in tropische streken hebben overigens een roodbruine vacht. De achterpoten van poema's zijn langer dan de voorpoten. Dit stelt de poema in staat erg grote sprongen te maken. Uit stand kan de poema 2,5 meter hoog en bijna 6 meter ver springen. Er zijn sprongen waargenomen van bijna 5 meter hoog en 12 meter ver. De brede poten zorgen voor voldoende grip op oneffen terrein, zoals berggebieden. Net als bij katten hebben de voorpoten vijf tenen en de achterpoten vier. De oren van een poema zijn relatief klein.

[bewerken] Levensduur

Poema's kunnen in het wild een leeftijd van 18 tot 20 jaar bereiken.

[bewerken] Leefomgeving

Deze katachtige weet in vrijwel alle natuurlijke leefomgevingen te overleven en de poema wordt van zeeniveau tot in het hooggebergte gevonden. Door concurrentie met de jaguar, is de poema minder algemeen in laaglandregenwouden en moerassen. In gebieden waar de jaguar minder voorkomt, zoals bergbossen en graslanden, is de poema het voornaamste roofdier.

[bewerken] Voedsel

De poema heeft een uitgebreid voedselpakket, variërend van insecten tot grote hoefdieren. Herten hebben meestal hun voorkeur, maar ook kleinere dieren als katoenstaartkonijnen, knaagdieren zoals agoeti's, stekelvarkens en ratten alsook apen worden regelmatig gevangen. Verder vormen opossums, tapirs, pekari's, miereneters, gordeldieren, vleermuizen, hoendervogels, kleine krokodillen, kikkers, vissen, sprinkhanen en slakken de prooi van de poema. Zelfs andere roofdieren zoals coyotes en wasberen worden gedood en ook als aas wordt gegeten.

[bewerken] Leefwijze

De poema jaagt vooral in ochtend- en avondschemering. Soms trekt deze katachtige er ook overdag op uit, maar meestal ligt het dier dan te slapen in een boom of tussen het hoge gras. Poema’s kunnen goed horen en ruiken. Wanneer een prooidier is gevonden, wordt dit van dichtbij besprongen en met een krachtige beet vlak achter de kop gedood. Vervolgens wordt de prooi vaak versleept naar een rustige plek, zodat de poema tijdens het eten zo min mogelijk gestoord kan worden door bijvoorbeeld aaseters als de coyote. Als een grote prooi is gevangen, verbergt de poema die vaak onder bladeren en zand. Het roofdier blijft een paar dagen in de buurt en eet iedere dag een beetje uit deze tijdelijke voorraadkast. Poema's leven over het algemeen solitair in hun eigen territorium. De grens van dit territorium wordt aangegeven met krabsporen op bomen, urine en ontlasting. Mannelijke dieren hebben een groter territorium dan vrouwelijke poema's en meestal overlappen de territoria enigszins. Poema’s zijn tamelijk verdraagzaam tegenover soortgenoten. Een poema die op weg naar zijn eigen territorium het terrein van een 'buurman' betreedt, zal daar niet worden aangevallen.

[bewerken] Voortplanting

De dracht bij poema’s bedraagt 82-96 dagen. Per keer worden één tot zes jongen geboren, waarbij drie het gemiddelde is. Een hol tussen rotsen of dicht struikgewas dient als kraamkamer. De jonge poema's wegen bij de geboorte 220-250 gram en ze hebben in tegenstelling tot volwassen exemplaren zwarte vlekjes op hun vacht. Na verloop van tijd verdwijnen deze vlekken. Gedurende drie maanden worden de jongen gezoogd. Wanneer de jonge poema’s ongeveer twee jaar oud zijn, worden ze geslachtsrijp en verlaten ze hun moeder. Vaak blijven de jongen vervolgens nog enkele maanden samen.

[bewerken] Aanvallen op mensen

Poema's vallen zelden mensen aan daar deze niet tot hun standaardprooi behoren en poema's vanwege hun schuwheid mensen liever uit de weg gaan. Vanwege de uitbreidende verstedelijking komen zij echter meer met mensen in aanraking en komen er daardoor meer aanvallen - met soms dodelijke afloop - van poema's op mensen voor. Wanneer een poema dreigt aan te vallen, kan men het best het dier scherp in de ogen kijken, hard maar kalm schreeuwen en zich groot en vervaarlijk uitziend maken, waardoor de poema mogelijkerwijs de aftocht blaast. Mocht deze toch aanvallen dan kan men zich het beste met stokken en stenen of eventueel met blote handen verdedigen, waardoor de poema zich meestal zal terugtrekken. Poema's richten zich bij hun aanval op de nek, het hoofd en de rug.

[bewerken] Geruchten